Spring naar content

Mijn kind heeft driftbuien

Boosheid en driftbuien komt bij kinderen in alle leeftijden voor. Duidelijkheid en het geven van de grenzen is vaak de oplossing bij alle leeftijden.

Als kinderen rond de één jaar zijn gaan ze zelf lopen en steeds meer ontdekken. Ze willen steeds meer zelf doen, maar dat lukt nog niet altijd. En soms kan iets ook niet en moet je je grenzen aangeven. Dit zal je kind niet leuk vinden en hij of zij kan dan boos worden. Omdat kleine kinderen nog niet altijd goed met deze boosheid om kunnen gaan kunnen ze soms een driftbui krijgen. Dit is normaal en komt vooral voor bij peuters tussen de anderhalf en vier jaar. Als ze ouder zijn kunnen kinderen vaak beter communiceren en beter met hun emoties omgaan.

Sommige kinderen worden snel boos en gaan dan uit frustratie schoppen, slaan of schreeuwen. Iedere ouder herkent dit wel en weet dat dit ook weer overgaat. Het is echter wel vervelend als je kind bijvoorbeeld midden in de supermarkt een driftbui krijgt. Als ouder moet je je kind leren dat het wel boos mag zijn, maar dat het niet de bedoeling is om te gaan slaan of schoppen.

Onze tips:

  • Benoem dat je ziet dat je kind boos is. Je kind voelt zich dan gehoord. ‘Ik zie dat je boos bent omdat je nu je speelgoed moet opruimen.’
  • Vertel op een rustige maar duidelijke toon dat je het gedrag niet accepteert en waarom niet. Op die manier stel je duidelijke regels en grenzen waardoor het geweten van je kind zich kan ontwikkelen.
  • Laat merken dat je begrijpt wat je kind wil. Zeg bijvoorbeeld: ‘Ja, je wilt straks nog even spelen.’ Daar worden kinderen meestal rustiger van.
  • Blijf bij je kind in de buurt en wacht tot de boosheid afneemt.
  • Gaat je kind schreeuwen, schoppen, slaan of met spullen gooien, grijp dan in. Sla of schop niet terug en schreeuw ook niet tegen je kind. Vertel rustig tegen je kind dat hij of zij moet stoppen met het gedrag en waarom.
  • Geef positieve aandacht als je kind weer rustig is. Geef je kind een compliment en een knuffel.

Geef grenzen aan

Hoewel de verleiding soms groot is raden we je aan om niet toe te geven aan het negatieve gedrag van je kind. Als je jouw kind zijn zin geeft lijkt het alsof je voorkomt dat hij of zij boos wordt en een driftbui krijgt. Toch is dat niet zo. Je kind zal op andere momenten op zoek gaan naar de verschillen tussen jouw grenzen als ouder en zijn eigen wil. Het is belangrijk om steeds hetzelfde te reageren als je een grens stelt. En de emotie die erbij hoort rustig te benoemen.

Belangrijk is ook dat je je eigen verwachtingspatroon soms bijstelt. Verwacht niet te veel van je kind. Voor de meeste kleuters is het bijvoorbeeld lastig om een hele maaltijd stil aan tafel te blijven zitten. Als je iets vraagt van je kind wat het nog niet kan, wordt het alleen maar bozer.

Hulp nodig of vragen?

Heb je toch meer hulp nodig om goed om te kunnen gaan met de driftbuien van je kind? Neem dan contact op met onze schoolmaatschappelijk werkers (via de school) of de jeugdgezondheidszorg/consultatiebureau (Centrum Jong of Centra voor Jeugd en Gezin).