Spring naar content

Mijn kind heeft faalangst

Sommige kinderen zijn bang om nieuwe dingen uit te proberen of hebben een lage zelfwaardering. Ze zijn bang om te falen. Door het idee dat het toch niet zal lukken, lukt het vaak ook inderdaad niet. Het kind denkt dan: zie je wel, ik kan het niet. Die gedachte ondermijnt het zelfvertrouwen. We noemen dit negatieve faalangst. Als kinderen hier last van hebben beperken ze hun eigen mogelijkheden en ontwikkeling.

Negatieve faalangst

Iedereen is wel eens zenuwachtig voor een belangrijke opdracht of presentatie. Je wilt je taak zo goed mogelijk uitvoeren en niet falen. Vaak werkt deze faalangst positief; je krijgt een extra stimulans om het goed te doen en geniet er ook van als dat lukt. Bij negatieve faalangst lukt het je niet om je angstgevoelens om te zetten naar iets positiefs. Je blijft alleen maar denken aan wat fout kan gaan en dat werkt verlammend. Sommige mensen proberen het niet eens meer.

Door negatieve faalangst kunnen kinderen geblokkeerd raken. Het denkpatroon is negatief: ze denken zichzelf in de put en ze raken dan ook in de put. Ze durven bijvoorbeeld geen spreekbeurt te houden of een toets te maken en soms durven ze ook niet goed voor zichzelf op te komen. Ze presteren minder dan ze eigenlijk kunnen. Faalangst komt vooral voor bij kinderen vanaf een jaar of 10 en er is een piek te zien rond het twaalfde en dertiende levensjaar.

Wat kan ik doen tegen faalangst?

  • Wees realistisch over prestaties, zonder overdreven te doen, te verbloemen als iets niet lukt of je kind af te kraken.
  • Verwacht niet te veel van je kind, maar zeker ook niet te weinig.
  • Als je kind zelf dingen doet, is dat goed voor het zelfvertrouwen.
  • Reageer positief als je kind iets probeert wat moeilijk is, ook al mislukt het.

Wat kan ik doen om mijn kind te helpen?

Kinderen met faalangst kijken meestal alleen naar wat niet goed gaat. Je kunt helpen door regelmatig te benoemen wat goed gaat en je kind ook laten te benoemen wat goed gaat. Zo neem je de faalangst serieus en geef je je kind de mogelijkheid om dingen van een positievere kant te bekijken.

Het is belangrijk dat je je kind dit zelf laat doen om te voorkomen dat je de indruk versterkt dat het kind het niet zonder hulp kan. Zeg dat je merkt dat je kind iets lastig vindt, maar versterk niet het negatieve gevoel van het kind. Let er ook op dat je niet negatief reageert als iets niet lukt.

Om je kind te helpen kun je situaties creƫren waarin je kind succesvol kan zijn. Onderneem bijvoorbeeld activiteiten waarbij presteren onbelangrijk is, zoals schilderen of picknicken. Laat ook zien dat je interesse hebt voor wat je kind op school doet. Begeleid je kind zo nodig bij moeilijke situaties, maar doe dat wel zo dat je kind het daarna weer zelf kan. Je kunt niet alles voor je kind oplossen. Zorg dat je niet te beschermend bent en probeer niet alles voor je kind op te lossen. Dat versterkt faalangst juist.

Heb je vragen of hulp nodig?

Neem dan contact op met een schoolmaatschappelijk werker van de SMD, dit kan bijvoorbeeld via de school. Wij hebben een speciaal programma ontwikkeld (online en offline) om kinderen met faalangst te helpen. Vraag hier naar bij de schoolmaatschappelijk werker.